“Ja, ik was een snelle donder, niet alleen op het veld. Ook als directeur was ik zakelijk, tactisch en scherp, maar als puntje bij paaltje kwam, wilde ik natuurlijk ook aardig gevonden worden. Ik dropte daarom nog wel eens een lullige kwinkslag die met de kennis van nu als “slap” of “keihard’ zou kunnen worden gezien , maar ik bleef altijd binnen de lijnen. Ik vond de vele spelsituaties die ik rond appte dan ook uitermate spitsvondig -ik ben nu eenmaal een spits- in plaats van grensoverschrijdend. Bijvoorbeeld over mijn Amsterdammertje en zijn jacht op het vierde kruisje, wat namelijk al jaren de Ajax-clubfilosofie is. Of die over het feit dat ik geen moeite heb met de ‘rode kaart’, omdat ik als vleugelspits elk type maandverband weet te trotseren. Het hoorde allemaal bij de frivoliteit van het spel. maar de huidige tijd verandert sneller dan ik ooit geweest ben en heeft me uiteindelijk keihard ingehaald. In een organisatie waar ik plotseling de enige was die eerlijk zei wat ie dacht en deed wat ie zei, wilde ik gewoon niet meer functioneren. En uiteraard stak ik als in- en verkoper van spelers de hand niet alleen in eigen broek, maar ook in eigen boezem. Ik heb wellicht mooi spel op de mat gelegd, maar uiteindelijk te weinig gescoord en tja………als je niet op de bank terecht wil komen, kun je niet anders dan opstappen!”