Ik reed gisteren naar huis en hoorde de nieuwslezer vertellen: ”De politie spreekt van een zeer grote brand, maar de brandweer bestrijdt het.” Dit is nog een grappig voorbeeld van taalverwarring. Maar de nieuwslezer ging verder: “Na een gesprek tussen een student en zijn vader over het beëindigen van zijn opleiding, zijn vier doden gevallen en twee zwaargewonden. De school moest van zijn vader worden afgemaakt.”
Deze ietwat pijnlijke misverstanden beginnen bij een slechte beheersing van de taal, bij blinde aannames of adviezen uit de onderbuik. En naast de taal, die met zijn beeldspraak al moeilijk genoeg is, bestaat er ook nog sociaalwenselijke prietpraat. Gezever dat je uitblaat, omdat je denkt dat de ander dat graag van je hoort. Ik kan echter niet lachen als een mop niet leuk is, niet geïnteresseerd doen als iemand een oersaai verhaal vertelt, of huilen als ik niet verdrietig ben. Maar de wereld heeft sociaalwenselijk gedrag als voertaal en omgangsnorm in zijn armen gesloten en is perfect in staat om met een lachend gezicht zuur te zeggen. Het ironische en dus het mooie hieraan is, dat als je sociaalwenselijk gedrag vertoont in een opvoedkundige of psychiatrische instelling, je een groot probleem hebt. Daar zien ze het namelijk, volledig terecht, als zeer ongewenste afwijking. Dit gedrag is niet meer dan anticommunicatie, waarheidsvervalsing en dusdanig onbetrouwbaar, dat het verkeerde verwachtingen oproept. Communicatie is voor de meeste mensen al een probleem, vooral als het over emoties gaat, maar in combinatie met sociaalwenselijk gedrag, het steeds slechter wordende taalonderwijs en de verregaande multiculturele ontwikkelingen, zal de samenleving er dus niet beter op worden. In relaties zie je vaak een samensmelting van deze factoren.
Zij: “Je zegt nooit meer zoals vroeger dat je van me houdt.”
Hij: “Sorry schat, dat weet je toch, daarom leef ik met je samen.”
Zij: “Ja maar ik vind het fijn om het van jou persoonlijk te horen.”
Hij: “Oké schat, ik hou van je.”
Zij: “Ja, dat zeg je nu omdat ik het vraag.”

”Wil je een pepermuntje”, betekent eigenlijk: “Je stinkt uit je bek.” Als een vrouw een dikke reet heeft, verandert geen enkel kledingstuk dat en “Gaan we nog wat drinken?” is al jaren synoniem voor “Hoe laat begint het neuken”. Men is tegenwoordig liever sociaal dan eerlijk. En zo hebben we het koud omdat we zien dat de thermostaat op zeventien staat, gaan we eten omdat het al zes uur is en naar bed, omdat er morgen weer een dag is. We doen iets leuks, omdat het al zo lang geleden is en hebben seks omdat we zo om elkaar geven, behalve als we geen zin hebben, want dan hebben we hoofdpijn. De overledene had plotseling veel meer positieve kanten en zelfs vrienden, en als we iemand tegenkomen vragen we wel of alles goed is, maar willen het antwoord niet eens weten. In datzelfde ultrakorte gesprek moeten we ook vooral snel weer eens afspreken, wat we vervolgens niet meteen en daarna helemaal niet meer doen. Ook staan we onszelf altijd iets meer vrijheid toe dan de naaste, want wij weten tenslotte wat we doen, we zijn er immers zelf bij. Veel mensen willen bijvoorbeeld graag een trio, maar ontkennen dat, omdat hun partner dat misschien ook wel eens zou kunnen willen. En zo worden wensen en waarheden vermoord en veranderen mensen in ‘mooi weer types’, terwijl wij allemaal donders goed weten dat het weer en het klimaat onbetrouwbaar zijn.
In “Bankstel van de maand” vertellen we het verhaal van twee doodgewone Nederlanders. Niet van Sjonnie en Anita, Henk en Ingrid, maar van Nico en Tine, want ik wil ook wel eens een keer populistisch zijn. Daar hoor je namelijk zoveel goeds over! Tot volgende week zondag!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *