Ik sloeg van schrik mijn ogen weer open. Mijn mopje-popje, het meisje dat na zoveel andere liefdes, affaires, sekspartijen en relaties ook op het zoveelste gezicht de enige echte ware was gebleken, zat nietsvermoedend te bakken in de zon, terwijl ik hier lag dood te gaan en misschien zelfs al wel dood was. Mijn rusteloze hart ging echter nog steeds geruststellend te keer, dus begon ik me langzamerhand ook wel een beetje te irriteren.
“Wat zijn we nou eigenlijk van plan?”, riep ik het leven, de dood en alles dat daar maar iets over te zeggen had resoluut ter verantwoording. Moest mijn verleden zo ondertussen ook niet eens aan me voorbij beginnen te flitsen, zoals ik me altijd had voorgesteld, als er mensen over ‘bijna dood ervaringen’ hadden gepraat? Maar die lui waren uiteindelijk niet eens gestorven, waarmee het uitblijven van mijn film op onlogisch wijze werd gerechtvaardigd. Al met al kon ik dus nog niet zo heel erg veel met deze uitzichtloze, onduidelijke en vooral onwenselijke situatie.
Ik liet mezelf maar eens voorzichtig uit mijn bed glijden, want opstaan uit de dood leek me vooralsnog een tamelijke onmogelijkheid. Op handen en knieën kroop ik naar de badkamer alwaar onze medicijnkast zich bevond. Een oxazepammetje, twee aspirientjes en een tweede bloeddrukverlager moesten uitkomst bieden, want dit vage gezweef tussen hemel en aarde kon niet eeuwig, zeker niet mijn hele vrije maandagmiddag blijven duren.
Terug in bed, echter pas na achtentwintig tergende en vooral slopende minuten, voelde ik me langzaam maar zeker wegzakken in een soort waakslaap. Dat was al wat beter. In deze tussenwereld had ik namelijk door mijn zesde zintuig al vaker vertoefd, dus voelde ik me er vertrouwd en zelfs thuis. Ik was bevrijd van mijn hinderlijke en afstotelijke lijf, maar ondanks het feit dat ik hierdoor ook al mijn fysieke zintuigen mistte, kwamen er toch veel meer prikkels binnen. Eerst vormden die slechts een beleving van extase, met vooral diepere emoties en gelukzalige gevoelens, maar langzamerhand breidde dit zich uit met rustgevende geluiden, betoverende kleuren en ongekend fraaie beelden. En precies op het moment dat ik dik tevreden in dit paradijs wilde opgaan, verdween het in één grote flits en werd alles pikzwart.

“Je was bijna niet wakker te krijgen”, hoorde ik ineens een stem ver weg. “Ik heb je wel een kwartier lang geroepen en aan je lopen trekken. Opstaan dus! Het is al kwart voor zeven!”
“Ik ben dood”, zei ik versuft van de pillen. “Leg je luisterschelp maar eens op mijn borst.”
Ze legde haar oor te luister en zei: “Dat klinkt niet echt lekker, maar nog wel levendig. Hoe lang is dat al zo?”
Heel langzaam drong het irritante geroffel en het onbehaaglijke gevoel ook weer tot mij door.
“Ik ga even de dokter bellen”, zei ze en pakte de telefoon.
Sinds de grote kaalslag van 2007 binnen mijn familie en diverse andere sterfgevallen waarbij ik betrokken was geweest, had ik het niet meer zo op de aanwezigheid van artsen, dus wilde ik nu hoe dan ook de controle behouden. “Geef maar hier”, zei ik, toen ze eindelijk de huisartsenpost aan de lijn had. Schijnbaar was het drukker aan de telefoon dan in de post zelf, want ik mocht meteen komen, maar pertinent niet zelf rijden, dus reden we samen in haar auto naar het ziekenhuis.
“Hartritmestoornissen!”, zei de dienstdoende arts. “Maar wel van de soort waar je heel oud mee kunt worden,” voegde hij eraan toe, “al is het een uiterst vervelende, uitputtende kwaal. Je zult je steeds hondsberoerd en doodmoe voelen tijdens en na zo’n aanval. Het kan eenmalig zijn, maar kan ook dag in dag uit doorgaan. Ik geef je voor de komende dagen wat medicatie mee en verder is het aankijken, afwachten en er het beste van hopen. Dit kun je zo meteen gaan halen bij de apotheek en moet je vijf dagen lang slikken.”
Hij gaf me het recept en een hand. “Het beste en tot ziens!”
We dropen beduusd af. Geen moment had hij mij de indruk gegeven dat ik echt in gevaar was geweest, terwijl ik zo’n beetje zeven doden was gestorven, bijna met hetzelfde aantal kleuren mijn bed had bezoedeld en het licht uiteindelijk zelfs zag uitgaan. “Ik ga toch terug”, zei ik en draaide me acuut om.
“Wat kan ik voor u betekenen?”, vroeg de arts, alsof ik een volgende patiënt was.

Tot volgende week zondag!
Sebastiaan J. Bitterzoet

Lees hier deel 1: https://cyniclowns.online/2024/03/31/zondagbijlage-gaat-de-dood-echt-over-lijken-deel-1/

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *