Toen hij als drie jaar oude kleuter in de gangdeuropening stond en mijn moeder de buitendeur opende, waaide de gangdeur met een klap dicht, waardoor hij het topje van zijn middelvinger verloor. Mijn pa, die toevallig net thuis was gekomen, was al met hem naar het ziekenhuis, toen mijn ma het topje pas vond in een hoek van onze keuken. Ze wikkelde het in wc-papier, legde het in de koelkast en ging naar de buren om snel vervoer voor de vinger te regelen. De buurman was niet thuis, dus kwam ze terug en zei: “Vinger moet naar de dokter, mama is zo terug!”, en ze ging naar de andere buurman. Ik was natuurlijk wel nieuwsgierig naar het pakketje in de ijskast en haalde het eruit. Het wc-papier was rood en ik trok het voorzichtig open. De vingertop was heel erg bleek, met bruine bloedvlekken en een blauwige nagel. Hij leek wel op de zieke goudvis die mijn ma een maand daarvoor in het toilet had gekieperd met de mededeling: “Vis gaat naar de dokter.” Toen ze uiteindelijk terugkwam met een buurman die in het bezit van een auto was en na lang zoeken het topje nergens meer kon vinden, keek ze met een angstig vragende blik naar mij. Ik schijn op dat moment stralend van trots gezegd te hebben: “Vinger naar de dokter.”
Vijf jaar later was de situatie echter vele malen erger. Mijn broertje had een zware long-, oor- en urinewegontsteking. Hij moest weer naar het ziekenhuis, maar het zou er deze keer echt om gaan spannen. Ik had de woorden dokter en hemel horen vallen en hij had ook al een week in de voorkamer gelegen. Daar mochten we normaal niet eens komen, dus het moest wel iets ernstigs zijn. Ook waren alle gordijnen in huis steeds dicht en was het er heel erg stil. Er werd bijna niet gepraat door mijn ouders, alleen maar onverstaanbaar gefluisterd en hun gezichten waren somber en bedrukt. Elke avond was ik alleen thuis en het huis voelde leeg en kil. Op onverklaarbare wijze miste ik hem ineens, maar na vier donkere weken was hij weer thuis en raakten de situatie en mijn broer weer in vergetelheid bij mij. Vier weken afwezigheid hebben dus meer indruk gemaakt, dan de eerste acht jaar van zijn aanwezigheid.
De laatste herinnering van ons samen uit die tijd, is het carnaval van 1972. Broerlief, inmiddels negen jaar, wilde verkleed meelopen in de optocht, maar vadermans moest scheidsrechteren en ma was ziek. Of ik dan niet meewilde, vroegen ze. “Nee, mij te kinderachtig,” zei ik “en ik heb trouwens ook geen kleren om me te verkleden. ”Daar wist mijn moeder wel wat op. Ze had nog een pruik en ik was net zo groot als zij, dus kon ik mooi als vrouw verkleed mee. Dat vond ik stoer, in echte vrouwenkleren in plaats van een kinderachtig pak, dus ik werd in een uur tijd volledig omgetoverd tot exacte kopie van mijn ma, op de bril na. Zelfs de make-up was perfect. Het was zo levensecht dat ook de buren twee keer moesten kijken, dus we togen samen naar het vertrekpunt van de optocht en sloten aan in de rij ‘tot 12 jaar’. Deze dag zou gedenkeniswaardig worden, want ik ging vast een prijs winnen, zo mooi en perfect was ik verkleed. Iedereen in het publiek en van de jury zou gaan zien dat deze super vermomming de best gelukte van het hele carnaval was en ik kwam misschien wel in alle kranten. Mijn vader kon trots op me zijn als hij thuiskwam en ik mocht vast langer opblijven en de hele avond chips eten. En inderdaad, de ultieme verkleedpartij was perfect gelukt. Ik heb die middag dan ook niets gewonnen, maar wel duizend keer moeten horen: “Wat doet die vrouw toch tussen die kinderen?”
Tot volgende week zondag!
Sebastiaan J. Bitterzoet
Lees hier deel 4: https://cyniclowns.online/2024/03/17/zondagbijlage-knarsetandend-kiezen-deel-4/
Lees hier deel 3: https://cyniclowns.online/2024/03/10/zondagbijlage-knarsetandend-kiezen-deel-3/
Lees hier deel 2: https://cyniclowns.online/2024/03/03/zondagbijlage-knarsetandend-kiezen-deel-2/
Lees hier deel 1: https://cyniclowns.online/2024/02/25/5189/