Plotsklaps werd het heel erg onrustig in mijn borstkas. Alsof een joekel van een mol een nog grotere tunnel aan het graven was, terwijl daar normaalgesproken mijn hart als gangmaker dienstdeed. Ik raakte in paniek, schoot overeind en drukte een duim op mijn halsslagader. Uit dit ritme kon ik, zelfs als ooit succesvol muzikant, niets meer wijs worden en ook de intensiteit van de afzonderlijke hartslagen was zo extreem zwak of heftig, dat ik me er maar gauw weer bij neerlegde. Het zweet brak me uit, ik werd misselijk, begon te duizelen, kreeg een kurkdroge mond, moest kotsen, piesen en poepen tegelijk en wist het eigenlijk ook vrijwel meteen zeker. Ik lag dood te gaan. Hier en nu, in mijn eigenste bedje en nog wel op mijn vrije maandagmiddag!
Een amper te omschrijven onbehaaglijkheid kroop gestaag vanaf mijn voeten naar mijn kruin, alsof mijn lijf een groot gebrek aan suiker had. Met de allesverlammende angst die daarna toesloeg, kwam er echter ook een berustende vrede over me heen. Ik keek dus maar eens gastvrij de kamer rond om te zien of er al gedaantes verschenen waren die me kwamen halen, zoals die er ook bij mijn moeder waren geweest, maar ik verzoop niet alleen in het zweet, maar nog meer in kille eenzaamheid. Zelfs de veelbesproken tunnel, met aan het eind dat mooie licht, bleef uit toen ik mijn ogen uit teleurstelling weer had gesloten.
Mijn hoofd verlangde naar rust en aangezien mijn hart nog steeds niet van ophouden wist, verwachtte ik dan ook dat ik elk moment tegen het plafond zou zweven, om van daar op mijn moegestreden, dode lichaam neer te kijken. Maar zelfs die kick was me verdomme niet gegund! Ik werd pissig. Het zou toch niet zo zijn dat ik domweg insliep zonder ook maar één van al die beloofde spectaculaire ervaringen mee te maken? Ligt mijn hart hier echt tot bezwijken toe te keer te gaan om uiteindelijk alleen maar zwaar teleurstellend te mogen constateren dat zelfs ook de praktijk van het sterven één grote fakebende is?
In mijn nu al ruim een halve eeuw durende zoektocht naar zinvolle argumenten voor een verder totaal zinloos leven, we gaan immers toch weer dood, was het bereiken van onsterfelijkheid tot nog toe het enige zinnige gebleken. Dat was namelijk niet alleen de drijfveer waardoor mensen heel erg fantasierijk werden, maar waardoor ze vooral ook in andermans sprookjes gingen geloven. Zo had ik zelf bijvoorbeeld ooit al een keer de fabelachtige mogelijkheid bedacht dat iedereen werd geboren met een individueel, vooraf bepaald, aantal hartslagen en als die op waren, was het leven logischerwijs ook voorbij. Dat verklaarde in ieder geval het raadsel van jonge sporters die zo maar dood konden neervallen, terwijl aartsluie mensen, die dus niets aan sport deden, heel oud werden. Verder had ik daar echter geen sluitende argumenten voor kunnen vinden, dus die theorie stierf net als ik nu een eenzame dood. Aan het irritante geroffel in mijn borst te voelen, was mijn quotum hartslagen echter nog niet op, waardoor mijn hoop al ras gevestigd werd op een volledig andere theorie. Het hersenspinsel dat het aantal levende wezens op aarde altijd gelijk bleef, maar alleen de samenstelling daarvan steeds veranderde, ondersteunde namelijk de mogelijkheid van reïncarnatie, waardoor een wederopstanding, lees onsterfelijkheid, opnieuw binnen handbereik kwam en mij toch nog een positief vooruitzicht bood. De zelf toegevoegde restrictie dat je, als je je in het huidige leven slecht had gedragen, in het volgende leven in een hel op aarde terecht zou komen, bijvoorbeeld als zwerfkat of gehandicapte en andersom, leek me op dit moment echter ineens achterlijk en ongewenst, maar dat kwam vast door de onzekere omstandigheden. Ik was toch altijd een goed mens geweest? Ik vond dan ook dat ik daar, zeker in de fase waarin ik mij nu bevond, vooral niet over moest gaan liggen muggenziften. Het idee sprak me momenteel gewoon heel erg aan, want ik wilde het aardse bestaan nog lang niet verlaten. Ook de gedachten over parallelle universums maakten het mogelijk om tamelijk onverwacht, snel en onopvallend, te sterven en voort te leven in een andere wereld, die er niet alleen hetzelfde uitzag, maar waar ook exact hetzelfde gebeurde als op de aardkloot die net was verlaten. De gestorvene had dan eigenlijk niets door en leefde vrolijk verder, terwijl de nabestaanden met wat beleefd gesnotter en lucratieve regelzaken achterbleven.